Happiness:
Maybe we're not supposed to be happy. Maybe gratitude has nothing to do with joy. Maybe being grateful means recognizing what you have for what it is. Appreciating small victories. Admiring the struggle it takes simply to be human. Maybe we're thankful for the familiar things we know. And maybe we're thankful for the things we'll never know. At the end of the day, the fact that we have the courage to still be standing is reason enough to celebrate.
Ik opende moeizaam mijn ogen, met moeite keek ik rond niet even later wist ik waar lag. Ik zag een dokter in de deuropening staan. Ik schraapt mijn keel en riep haar naar me toe. 'Dokter' zei ik zachtjes, mijn keel deed pijn. Ze draaide zich om en keek me met een vriendelijke lach aan. 'Hoe gaat het' vroeg ze me. Ik keek haar aan en probeerde te praten maar mijn keel deed te veel pijn, elke woord die ik probeerde te zeggen voelde als een mes in mijn keel. 'Stil maar ik zal je wat geven om de pijn te verzachten' zei ze, ze liep even de kamer uit en kwam terug met wat spullen in haar hand. Ze gaf dit aan mij en zei dat ik dit op moest drinken. Dat deed ik vervolgens. Niet even later viel ik weer in slaap.
'Ja dat ben ik' hoorde ik een bekende stem zeggen, ik opende weer moeizaam mijn ogen en schraapt weer mijn keel nu was de pijn minder, blijkbaar hadden de medicijnen geholpen. Ik keek naar de hal waar de stemmen vandaan kwamen maar ik kon net niet zien wie het was. Ik draaide mijn gezicht weer en staarde naar buiten.
'Ze ligt hier, komt u maar mee' hoorde ik vervolgens. Ik keek naar de deuropening en wist niet wat voor gevoel mij overkwam. Ik had hem nooit verwacht hier. Het was mijn broer. Mijn bloedeigen broer die zowat deed alsof ik niet bestond. Hij liep de kamer in en bekeek me even, hij nam plaats op de stoel in de hoek van de kamer en zei verder geen woord. De zuster keek van mij naar hem. 'Goed ik zal jullie alleen laten, ik heb hem voor je opgebeld want een ongeruste familie is niet fijn hé' Ik kon wel door de grond zakken, waarom belde ze perse hem op waarom niet mijn moeder. 'Wat kom je doen' zei ik hem. 'Wat is er gebeurd' 'Zou je zo vriendelijk willen zijn om deze kamer te verlaten aub.' zei ik hem. Ik had hem niet nodig hij mocht voor mijn part dood. Het bleef even stil, het enigste wat ik hoorde was het getik van zijn mobiel. Hij zat blijkbaar te sms'en. Op de gang hoorde we wat luidere stemmen, ik wilde weten wat er aan de hand was. Ik keek even naar de deur en hield zowat mijn adem in om te horen wat er gezegd werd. 'Je kan me niet tegenhouden, ik wacht hier godverdomme 2 uur ik wil nou wel even zien hoe het met der gaat ja' zei een blijkbaar boze iemand. 'Meneer kalmeert u even en neem een kop koffie' 'Wat heb ik aan een kop koffie' schreeuwde hij harder. Mijn broer hield op met het tikken op zijn telefoon en stond vervolgens op. Hij liep naar de deur en opende deze om te zien wat er aan de hand was. Ik keek naar de boze jongen en net wanneer ik dat deed keek hij mij aan, mijn hart sloeg slagen over.
Het was Appie.